Garoeda van Jocelyn Weimar

Toelichting bij

‘De wiekslag van de garoeda’

essay van Jan Willem van Ee

Deze tekst is een deel van de toelichting op de tekst en is bedoeld om uit te leggen hoe u deze met andere ogen kunt lezen.

Dit boek bevat de bewerking uit het Tibetaans van mkha’ lding gshog rlabs van de Tibetaanse zwervende monnik Zhabkar. Ik heb het de titel ‘De wiekslag van de garoeda’ gegeven, maar het wordt ook wel ‘De vlucht van de garoeda’ genoemd.

Deze tekst is afkomstig uit dzokchen, de mystieke leer van het boeddhisme. In de introductie heb al gezegd dat het mogelijk is een tekst als deze zonder boeddhistische bagage te lezen. Ik bedoel daarmee dat u deze tekst kunt lezen ongeacht uw sociale of geestelijke achtergrond en afkomst. Godsdienstig of atheïst, arm of rijk, slim of dom, het maakt niet uit, zoals Zhabkar het zelf zegt.

In het eerste deel van deze toelichting ga ik in op het waarom en hoe. Hiertoe maak ik een tocht langs enkele onderwerpen, die op het eerste gezicht niet met elkaar verbonden lijken, maar ik hoop duidelijk te maken dat er een verband is.

In het tweede deel ga ik in op de context waarin ‘De wiekslag’ is geschreven. Begrip van de bedding waarin de tekst is ontstaan, maakt het mogelijk om haar beter te lezen en te beleven. Dit kan een extra dimensie toevoegen en is in ieder geval behulpzaam bij het begrijpen van de boeddhistische terminologie.

Het trainen van de geest

Trainen van de geest houdt in dat u leert begrijpen hoe de geest werkt. Dit is het uitgangspunt van Zhabkar bij het schrijven van ‘De wiekslag’. Verderop in deze toelichting komen zijn uitgangspunten aan de orde. Onze westerse wetenschap kan wellicht bijdragen aan een beter begrip van de werking van de geest om te begrijpen wat Zhabkar zegt.

De menselijke hersenen bestaan uit twee helften, de linker en de rechter. De rechterhelft is geassocieerd met fantasie, voorstellingsvermogen, het overzien van gehelen en de capaciteit om betekenis te geven, de linkerhelft met het bruikbaar maken en verwoorden daarvan. Er is constant onderlinge samenwerking nodig, die soms wel lijkt op een strijd om onze ongebreidelde imaginatie (rechts) in een bruikbaar vat (links) te gieten. De Engelse onderzoeker en psychiater Iain McGilchrist laat in ‘The Master and his Emissary’[i] zien hoe evolutionair de rechterhelft eigenlijk de meester is en de linkerhelft de gezant, de vertaler, de persvoorlichter. In onze westerse wereld zijn de rollen omgedraaid geraakt en is de linkerhelft de meester geworden. De linkerhelft heeft slechts een beperkt begrip van de werkelijkheid van de rechterhelft. Links leeft in een virtuele wereld. Met een metafoor gezegd: als de rechterhelft het terrein overziet, heeft de linkerhelft alleen een beperkte kaart met de belangrijkste punten om de route te lopen. Links heeft de capaciteit om de werkelijkheid te manipuleren, rechts om haar als een geheel te begrijpen. De hersenhelften scheppen elk een eigen werkelijkheid en leveren twee staten van zijn op die geïncorporeerd moeten worden in een altijd aanwezig spanningsveld. De rechterhelft is van een creativiteit die niet praktisch bruikbaar is zonder de linkerhelft, die afstand en orde schept. Dit is orde van een beperkte soort en orde wordt soms controle en controle wordt macht, zoals hierna zal blijken. Indien doorgeschoten is de linkerhersenhelft van de controle, een manager en een bureaucraat. Macht kan van de dienende soort zijn en dan juist de imaginatie ondersteunen en beter kanaliseren. Maar macht die alleen is geïnteresseerd in zijn eigen belang, dat wil zeggen zijn eigen voortbestaan, probeert juist de imaginatie, die als bedreigend wordt gezien voor de bestaande orde, aan banden te leggen. Dit laatste is wat er gebeurt in uw en mijn hoofd en ook collectief via instituties en andere machtsstructuren als wij niet opletten. Het huidige onderwijs dat totaal op cognitieve vaardigheden lijkt te zijn gericht, waarbij creativiteit onderschikt is geraakt, is een voorbeeld van de overheersing van de linkerhersenhelft.

De samenwerking tussen de beide hersenhelften is een iteratief proces, waarbij kennelijk het risico bestaat dat de linkerhelft de boventoon gaat voeren. McGilchrist betoogt dat dit in onze westerse maatschappij al een paar eeuwen het geval is. Natuurlijk ontstaan er dan tegenbewegingen en zo kunnen sociale en religieuze tegenbewegingen en revoluties worden begrepen. De reformatie, de romantiek en het socialisme zijn hiervan voorbeelden. Maar in de praktijk blijkt dat ook die werden overgenomen door links.

Religie is een uiting van de ongekende capaciteit van de menselijke geest, in dit geval de rechter hersenhelft, tot imaginatie en het geven van betekenis en zin aan iets wat moeilijk in taal valt uit te leggen en dat daarom het numineuze kan worden genoemd. Om dit maatschappelijk hanteerbaar te maken is het uiteindelijk links dat de uitkomst in taal proclameert. Door machtsfactoren die onvermijdelijk een rol spelen, kan dit proces verstenen en kan aan de ontwikkeling van aanpassing een einde komen. Alle religies hebben een stichter die met een ervaring (rechts) een beweging start die naderhand op enig moment door macht en/of instituties (links) wordt gecorrumpeerd.
Een vervolg op deze gedachten vond ik bij de Nederlandse antropoloog André Droogers.[ii] Hij zegt dat dit proces kan worden tegengegaan door de factor ‘spel’ in te brengen. Spelen zijn werkelijkheden die zich in de modus ‘wat als’ in de werkelijkheid (die de modus ‘wat is’ heeft) als eigen werkelijkheid afspelen. Een spel is tijdelijk, maar wel volkomen serieus voor de speler. Niet voor niets leren kinderen via spel. De conclusie voor mij is, dat er uiteindelijk tussen werkelijkheid en spel geen echt verschil is. Ook religie kan worden gezien als een spel van de geest. Hoewel wij weten dat een spel spel is, maar ook serieus en als spel werkelijkheid, lijken wij te vergeten dat wij naar andere rollen en maatschappelijke fenomenen precies zo kunnen kijken en dat werkelijkheden en waarheden gelijktijdig kunnen bestaan. McGilchrist zegt dat de paradoxale situatie is ontstaan dat door het linkerbrein de visie op de werkelijkheid wordt beperkt en dat deze werkelijkheidsbeleving de boventoon is gaan voeren en zelf een machtsstructuur is geworden. Wij zien dit onder andere terug in een materialistisch wereldbeeld en materialistische wetenschap, een mechanistische visie op de mens en zielloze bureaucratie. Droogers concludeert dat in religies, die alle begonnen zijn met de imaginatie en de ervaring van een stichter, de inperkende machtsstructuren (dus producten van de linkerhersenhelft) vanaf het allereerste begin dominant zijn geweest. De aanvankelijke imaginatie in religie wordt door allerlei machtsstructuren aan banden gelegd. Deze kunnen de vorm van een kerkelijk instituut hebben, met hiërarchieën van priesters, maar ook een zogenaamd wetenschappelijk uiterlijk hebben zoals theologie en scholastiek. Hij stelt voor religie als spel te zien, als uiting van de oneindig imaginatieve menselijke geest en daarvoor bewondering te hebben. Dat wil dus zeggen, ook voor de niet-eigen religiespelen.[iii]

McGilchrist pleit ervoor imaginatie haar werkelijke plaats terug te geven en Droogers stelt voor ten aanzien van religie imaginatie en spel terug te brengen op plaatsen waar machtsstructuren en beperkingen in het denken de overhand hebben gekregen. Zoals hierna zal blijken is dit precies wat Zhabkar met het trainen van de geest beoogd te doen.

Mystiek?

Als mystiek worden stromingen aangeduid die zoeken naar de eenheidsbeleving met het goddelijke. Mystiek wordt gewoonlijk verbonden met personen die na een ingrijpende transformatie de werkelijkheid niet meer zien zoals wij, gewone mensen, dat doen, maar die één zijn geworden met het goddelijke, wat dat ook moge zijn. Mystiek hoort bij het rechterbrein en omdat mystiek niet te catalogiseren valt – elke mysticus vertelt een eigen verhaal – heeft het een odium van onbegrijpelijkheid en onbereikbaarheid.

In het Westen is mystiek verbonden met het ongrijpbare, bijna het irrationele, hetgeen voor materialistisch gebaseerd denken en wetenschap – een linkerbreinactiviteit – een barrière voor onderzoek met zich meebrengt.[iv] In oosterse religies geldt deze vooronderstelling echter mijns inziens niet of minder. De mystiek van dzokchen is niet anders dan de westerse mystiek, maar er wordt in het boeddhisme rationeler naar gekeken.[v] Dat is uitstekend, zolang ratio en rede niet verworden tot de idee, metaforisch, dat niet het terrein maar de landkaart de werkelijkheid is. In het boeddhisme heeft het er uiteindelijk toe geleid dat de mystiek van dzokchen is geïnstitutionaliseerd en is voorzien van een omvangrijke literatuur van een hoog scholastisch gehalte. Werd dus in het Westen de mystiek onderdrukt en zo gemarginaliseerd,[vi] in het boeddhisme vond deze marginalisatie op een heel andere manier plaats. Door de sterke greep van de monnikenordes op de religie werd de mystiek tot de hoogste soort van geheime kennis gemaakt en werd zo alleen toegankelijk voor enkelen. Dit heeft mijns inziens invloed op onze westerse perceptie ervan. Boeddhistische monniken besteden hun hele leven aan de beoefening, wat leidt tot het idee – zo lijkt het – dat westerlingen, die eclectisch zijn en die geen retraites doen van jaren, niet kunnen begrijpen wat er wordt gezegd. Dit idee lijkt eveneens bij de westerlingen zelf te hebben postgevat. De diepte lijkt buiten ons bereik. Maar diepgaandheid is iets anders dan complexiteit. Het vergt inderdaad jaren studie voor het maken van onderscheidingen van onderscheidingen. Boeddhistische scholastiek is daarin net zo goed als christelijke scholastiek. Zhabkar zegt echter dat waarom het werkelijk gaat diepgaand en simpel is. In Lied 2 legt hij uit wat gerealiseerd moet worden en hij zegt dan:

2.27 Hier draait het om: wanneer dit in ervaring is gerealiseerd,

Zijn zij allen bevrijd, ongeacht hun capaciteiten,

Slim of dom, het doet er niet toe en

Zelfs een ossendrijver is bevrijd, wanneer hij dit realiseert.

De heldere opbouw, de onopgesmukte uitleg, de gewone, maar evocatieve poëtische taal en de krachtige beelden verklaren de populariteit van Zhabkars werk onder de Tibetanen. Het originele Tibetaans is eenvoudig in zijn taalgebruik en voor de gewone man geschreven.

Mijn conclusie is dat mystiek geen belemmering inhoudt om rationeel met de tekst om te gaan, zoals Zhabkar dat zelf ook doet.

Een beeld uit de christelijke traditie kan verhelderen wat gerealiseerd moet worden.[vii] Jezus zegt dat het Koninkrijk van God al in ons en rondom ons is, maar dat wij het niet zien.[viii] Het Koninkrijk van God is de beleefde visie dat de werkelijkheid, die er nu vaak dreigend uitziet, helemaal niet zo angstwekkend en zorgelijk is, maar altijd al in evenwicht. Dat is wellicht op dit moment niet voor te stellen en lijkt ver weg. Ik kom later nog hierop terug. Jezus zegt er helaas niet bij hoe wij dit Koninkrijk van God kunnen realiseren.[ix].

In dzokchen wordt precies hetzelfde gezegd en wordt tevens een leerweg aangeboden. Nu is het boeddhisme een niet-theïstische godsdienst. Een scheppergod komt er niet in voor en de leerweg gaat alleen over hoe de geest kan worden getraind om te zien dat Nirvana, voor nu zeer ruwweg het equivalent van de hemel op aarde, er al is. Dit trainen van de geest vergt in het boeddhisme niets anders dan de premisse dat ieder mens het zaad van het boeddhaschap in zich heeft. Dit hoeft niet letterlijk genomen te worden. Als u aanneemt dat ook u, door te oefenen, in staat bent om deze visie te realiseren, is dat voldoende. Het trainen van de geest is allerminst religieus of mystiek. Niemand zal immers willen volhouden dat vormen van psychotherapie of onderwijs, want dat is ook het trainen van de geest, religieus of mystiek zijn.

‘De wiekslag’ kunt u dus lezen als een gedicht én een poëtisch instructiehandboek. Als u begrijpt wat Zhabkar zegt – en dit is voor iedereen weggelegd – is de boeddhistische bagage niet nodig. Het is niet nodig om verlichting – wat dat ook moge betekenen – te willen bereiken om toch met het trainen van de geest te beginnen en de vruchten ervan te plukken. De belofte is, dat als u ‘De wiekslag’ serieus bestudeert de werkelijkheid er anders uit gaat zien, minder zorgelijk, en dat kan al een enorme vooruitgang zijn. Dat er voor de doorzetters nog meer in het vat zit, is mooi meegenomen, maar hoeft de beginner niet af te schrikken.

Het waarom van ‘De wiekslag van de garoeda’

‘De wiekslag’ heeft in mijn beleving de unieke kwaliteit dat hij prachtig medieert tussen wat hiervoor de linker- en rechter hersenhelft zijn genoemd en tevens het element van spel bevat.

Ik meen dat waarover alle religies en wijsheidsleren in oorsprong gaan, kan worden samengevat in de term ‘vrijheid’. Maar voor u kan een ander woord beter voelen, zoals eenheid, liefde, de leegte of verbinding. Nirvana, verlichting en bevrijding, of het Koninkrijk van God, zijn de religieuze woorden hiervoor. Deze vrijheid wordt beschreven in vaak geëxalteerde en poëtische bewoordingen, zoals de middeleeuwse mystici dat laten zien.[x] Mij gaat het niet om het laatste, maar om het eerste, een algemeen concept van vrijheid, dat hierna zal blijken niet een individualistische romantische vrijheid te zijn, maar een uiterst praktische vrijheid met verantwoordelijkheden.

Bedachte ordes

Wat deze vrijheid praktisch inhoudt, wil ik laten zien aan de hand van de gedachten die Yuval Noah Harari ontvouwt in ‘Sapiens, a short history of humankind’. [xi] Harari betoogt dat het hele menselijke bedrijf bestaat uit denkbeeldige of bedachte ordes, imagined orders noemt hij ze.[xii] Een bedachte orde is een idee dat door het vertrouwen dat de mensen erin investeren wordt gerealiseerd. De inrichting van onze maatschappij is zo’n bedachte orde.[xiii] Zij zou heel anders kunnen zijn en het staat vast dat de mensheid in de loop van haar bestaan al heel wat experimenten op dit gebied achter de rug heeft. Zo is er het democratische experiment, het communistische, het totalitaire enzovoort. De menselijke geest, dat wil zeggen de rechterhersenhelft, is zo uitzinnig creatief dat alles denkbaar is, hetgeen tot gevolg heeft dat alles wordt uitgeprobeerd. Al deze bedachte ordes zouden anders kunnen zijn en hoe zij geworden zijn blijkt in hoge mate toevallig.[xiv]

Tot de creatiefste producten van het menselijk brein (rechts) behoren geld, economie en – hier belangrijk – goden en religies. Vaak is er een profeet of leider nodig, die met de oorspronkelijke ideeën een bedachte orde kan realiseren als hij maar genoeg volgelingen heeft. Mozes, Boeddha, Jezus, Paulus, Mohammed, Marx, de grote staatslieden uit het verleden en sommige winnaars van de Nobelprijs voor economie horen hiertoe. Dit inzicht is al enorm bevrijdend op zichzelf.

Geld en goden horen tot dezelfde epistemologische orde en bestaan bij de gratie van het vertrouwen dat de burger erin heeft, als deelnemer aan de economie of als gelovige van een godsdienst.[xv] Zodra de bedachte orde een vertrouwensbreuk oploopt, storten de beurzen in c.q. lopen de kerken leeg. Wij bedenken de wereld. Dat doen wij collectief en Harari werkt dit idee zeer ver uit. Hij besteedt er echter minder aandacht aan, dat wij dit ook individueel doen en dit is voor mijn betoog belangrijk. Ieder mens heeft een eigen bedachte orde, zijn visie van hoe de wereld eruit moet zien. Dat is vaak een fantasiewereld en wanneer niet aan de verwachtingen wordt voldaan, geeft dit aanleiding tot grote dissonanties. Deze individuele bedachte orde blijkt altijd de lastigste te zijn om door te prikken. De bedachte ordes zijn er dus in soorten en maten, van individueel en groepen – denkt u maar aan de mores van een studentenvereniging of een voetbalclub – tot heel grote, politieke en economische stelsels, zoals kapitalisme en geleide economie. Op het gebied van religie is het precies zo, er zijn sekten en gevestigde godsdiensten. Ieder mens leeft steeds tegelijkertijd in een aantal bedachte ordes, waarvan zijn eigen individuele bedachte orde uiteindelijk de belangrijkste is. Zij hebben echter alle gemeen, dat het bedachte ordes zijn. Ze bestaan uitsluitend bij de gratie van het voortdurende vertrouwen van de deelnemers en uiteindelijk de overtuiging dat dit het goede is.

De bedachte ordes beloven verbetering van de menselijke situatie, meer voedsel, meer veiligheid, meer stabiliteit, een beter leven en het paradijs op aarde of een paradijselijk hiernamaals. Bevrediging van behoeften op korte termijn is aantrekkelijker dan die op lange termijn en hieruit kan wellicht het wereldwijde succes van het westerse kapitalistische consumentistische model worden verklaard. Religies met allerlei vage beloftes en ascetische voorschriften leggen het daartegen momenteel klaarblijkelijk af. Harari geeft het hilarische voorbeeld dat je geen chimpansee zover kunt krijgen de banaan die hij in zijn hand heeft af te staan in ruil voor het vooruitzicht op eindeloze hoeveelheden bananen in de apenhemel, maar bij mensen…!

Religieuze bedachte ordes

Een van de gevaren van de bedachte ordes is, dat zij absoluut worden gemaakt door de aanhangers. Dit is duidelijk zichtbaar in de economische wetenschap.[xvi]De gedachte dat een bedachte orde bedacht is en dus anders bedacht kan worden, blijkt dus lastig. Bij religies lijkt het een nog groter probleem. De bedachte orde wordt, bijna als algemene regel, verabsoluteerd tot waarheid en de teksten zijn dan van kaft tot kaft Gods woord, in ieder geval onaantastbaar en onbetwijfelbaar. Harari laat zien dat deze verabsolutering verantwoordelijk is voor de intolerantie en de vele miljoenen slachtoffers van godsdienstoorlogen.[xvii] Deze verabsolutering is het gevolg van een denkfout, die cirkelredenering (petitio principii) heet. Het moge duidelijk zijn dat dit proces een linkerbreinproces is, gekoppeld aan machtsfactoren.[xviii] Een van de mooiste zinnen die ik vond bij McGilchrist luidt aldus: “Certainty is the greatest of all illusions: whatever kind of fundamentalism it may underwrite, that of religion or of science, it is what the ancients meant by hubris. The only certainty, it seems to me, is that those who believe they are certainly right, are centainly wrong.”[xix]

Conclusie over hersenhelften, spel en bedachte ordes

Het voorgaande houdt de suggestie in dat het probleem met fundamentalistische religieuze opvattingen niet zit in religie, maar in het linkerbrein. Het is niet religie dat de boosdoener is, maar de wijze waarop ons denken biologisch is gestructureerd.

Religie is in mijn opvatting de poging om woorden te geven aan iets wat moeilijk in woorden is te vangen en dat wij het numineuze noemen, iets wat wij wel voelen, maar dat niet bewezen kan worden anders dan door onze gevoelens erover. Dit maakt religie, zoals blijkt uit de geschiedenis, vatbaar voor manipulatie en misbruik.

Het maakt ook duidelijk dat deze drie ingangen laten zien dat religies van eenzelfde orde zijn als andere maatschappelijke verschijnselen. Dit leidt tot de conclusie dat religie geen bevoorrechte positie kan claimen in welk debat dan ook.[xx] Maar het omgekeerde geldt eveneens, namelijk dat seculariteit geen positie heeft boven religie. Dit heeft een aantal consequenties, die voor mijn pleidooi voor Zhabkar van belang zijn. Ik noem er twee. De eerste is dat u naar een zogenaamde religieuze tekst kunt kijken zoals u naar iedere andere tekst doet, hem waarderen op de waarde van zijn schoonheid en zijn informatie. De tweede consequentie is dat elke aanspraak van wie dan ook op exclusiviteit van de betekenis en de interpretatie van een tekst ongegrond is.

Het is hiermee niet mijn bedoeling om aan religiebashing te doen. Wat ik wil laten zien is dat religie niet te hoog van de toren moet blazen en dat dit ook geldt voor andere maatschappelijk stromingen die de eigen inhoud graag zouden verabsoluteren.

Tevens wil ik benadrukken dat religie zien als spel of als bedachte orde niets afdoet van haar waarde als zingevinginstrument voor de gelovige. Het numineuze, dat niet is uit te drukken in woorden, bestaat desondanks.[xxi] Vanuit het standpunt van de gelovige mag het een meerwaarde hebben, maar die bestaat alleen in zijn geest en hiervan moet hij zich ook bewust zijn. Deze meerwaarde is gelijk aan de waarde die democratie als bedachte orde heeft voor de gewone burger hier in het Westen. Wij moeten de denkfout – een activiteit van de linkerbreinhelft – vermijden een religie, een staatsinrichting of een economisch model als absoluut te zien. De geschiedenis laat immers duidelijk zien dat voor wie de waarheid heeft, er geen knikkers over zijn. Maar net zoals in de wetenschap verandering van paradigma uiteindelijk mogelijk is, is dat in religie ook zo.[xxii] Daarvoor moet echter hard worden gewerkt.

De realisatie van vrijheid

Helaas kan de bevrijding van de bedachte ordes niet met het denken alleen worden gerealiseerd. De etslijnen die u zelf met uw opvoeding en via uw omgeving in uw geest heeft aangebracht zijn te diep om alleen met het denken te worden verwijderd. Het intellectueel begrip alleen is onvoldoende. De linkerhersenhelft is niet in staat de problemen die het zelf heeft gegenereerd op te lossen met zijn eigen methoden. De oplossing zit in de methoden van de rechterhelft. Echter waar deze van meester ondergeschikte is geworden, helpen die ook niet meer. De oplossing moet dus in het midden worden gevonden. Over dit midden wordt nergens gerept. Droogers stelt voor dit conflict op te lossen met spel. Spel werkt mijns inziens inderdaad voor diegenen die al kunnen zien dat verschillende werkelijkheden, ook religieuze werkelijkheden, naast elkaar kunnen bestaan. Zhabkar noemt de woorden ‘spel’ en ‘schouwspel’ in ‘De wiekslag’ vier keer expliciet en vele malen impliciet om de relativiteit van wat wij de werkelijkheid noemen te onderstrepen.[xxiii]

De oefenweg die Zhabkar biedt gaat dus noodzakelijk aan het denken voorbij. Daarom is het belangrijk om de tekst niet alleen te lezen, maar ook te oefenen in de vorm die bij u past. In de introductie heb ik hiervoor al enkele suggesties gedaan. In de noten en de woordenlijst staan toelichtingen hoe oefeningen gedaan kunnen worden. Daarbij is het in eerste instantie noodzakelijk om binnen de bedachte orde ervan te blijven. De tekst moet volkomen serieus worden genomen. Het pad kan niet in observatie, maar alleen in participatie worden gelopen. Dit kan wat dubbel lijken en is ook tegendraads aan de westerse methode van het verwerven van kennis door observatie. Mijn ervaring is dat het noodzakelijk is om kennis van deze soort door middel van ervaring en niet door observatie te verwerven.

Zhabkar belooft aan het einde van het pad bevrijding van het moeten oftewel verlichting als je zijn ‘cursus’ helemaal volgt. Het is geen bezwaar als je weet dat dit het eindpunt van de cursus, maar velen menen dit einde al bereikt te hebben, terwijl dit nog helemaal niet zo is. Zhabkar waarschuwt ons hiervoor en zegt dat enig zelfinzicht en bescheidenheid onontbeerlijk zijn. Deze bevrijding kan zich op velerlei niveaus afspelen. De vrijheid zien als ‘eeuwige vreugde en geen problemen meer’ is niet realistisch; bevrijding zien als bovenmenselijk, eigenlijk niet voor gewone stervelingen, en er in een bedachte orde iets geweldigs van maken, is evenmin realistisch. Vrijheid gaat in mijn ogen en in mijn beleving over hoe een mens zich in vrede tot zijn omgeving verhoudt, hoe hij zich in averse omstandigheden goed staande kan houden en hoe hij met mededogen en liefde doet wat in zijn vermogen ligt om anderen belangeloos te helpen. Hiervoor beroep ik mij op Zhabkar die een aantal keren zegt dat het allemaal niet ver weg gezocht moet worden, maar dat het gewone bewustzijn, dat wat ieder mens bezit, dit in zich heeft.

De wiekslag van de garoeda

‘De wiekslag’ is een tekst met weinig doctrine en vooral veel instructie, gevat in krachtige poëtische taal. In mijn visie is de leerweg van dzokchen zoals Zhabkar die beschrijft een weg om voorbij de bedachte ordes te komen, ook die van het boeddhisme.[xxiv] Het gaat er in ‘De wiekslag’ om ‘voorbij’ te leren zien, voorbij wat wij de werkelijkheid noemen.[xxv] En wie dat lukt ervaart de vrijheid waarom het allemaal gaat. De bedachte orde van het boeddhisme zegt uiteraard dat zoiets alleen kan binnen het religieuze concept dat zij aanbiedt, maar dat is in mijn ogen dus geen voorwaarde.

Voorbij de bedachte ordes gaan leidt tot het opgeven van het moeten, zo zegt Zhabkar, het opgeven van de fictieve noodzakelijkheden waarmee elke bedachte orde, immers een product van het linkerbrein, vol zit. Wie deze weg gaat, zal dus op zeker moment het moeten van de bedachte ordes kunnen opgeven. Dat levert een betere balans tussen het linker- en het rechterbrein op zoals McGilchrist bedoelt en ook de mogelijkheid om religie als spel te zien, zoals Droogers voorstelt. Het is in mijn ogen de essentie van vrijheid en bevrijding. Daarna is er, indien u juist heeft geoefend, geen nihilisme, maar compassie, medemenselijkheid en de liefde voor de naaste, of zoals Martin Buber zo mooi zegt, de verhouding Ik-Jij, waarin Ik en Jij parallelle lijnen zijn die elkaar in het oneindige –dit is voor Buber God – kruisen.[xxvi] En dit is hetzelfde als het boeddhistische non-duale eindstadium, waarin ik en de ander als niet-twee wordt gezien. Jezus zegt dit met de zinsnede dat hij en de Vader één zijn.[xxvii] In het boeddhisme is de ontwikkeling van compassie de eerste opdracht en in meer algemene zin de geldigheid van de Gulden Regel, die supra- en transcultureel is.[xxviii] Een voorzienbare tegenwerping is, dat er altijd dingen zullen zijn die móeten. Dit is natuurlijk zo, maar de waarde van wat Zhabkar zegt zit erin dat u dan heel anders hiernaar zult kijken.

Voorbij de bedachte ordes gaan, kan zelf een bedachte orde lijken te zijn. Zoals verderop zal blijken, is dit mijns inziens niet het geval. Voorbij de bedachte ordes zijn, komt in mijn ogen overeen met de uitspraak van Jezus over in de wereld zijn, maar niet van de wereld zijn. Hier blijkt dat deze leerweg verantwoordelijkheid meebrengt om in de vrijheid uw leven vorm te geven op een wijze die rekening houdt met de ander.

Tussenstand

De menselijke conditie in het Westen lijkt dus verschoven in de richting van meer cognitie, dat wil zeggen overwicht van de linkerhersenhelft, bedachte ordes met steeds meer fictieve noodzakelijkheden en daardoor ook minder zicht op het spelkarakter van het menselijk bedrijf. De schaalvergroting en globalisering dragen bij aan deze toestand. Hierdoor komt de essentieel creatieve capaciteit van de rechterhersenhelft in de knel en wordt deze gemarginaliseerd en verdacht gemaakt. Tegenwicht kan alleen komen door de werkelijkheid met andere ogen te gaan zien en de werkelijkheidsbeleving en creativiteit van de rechterhersenhelft meer ruimte te geven. Deze spanning tussen de linker- en de rechterhersenhelft heeft altijd al bestaan, maar lijkt dus de laatste eeuwen te zijn verschoven in het voordeel van links.

Naar het mij toeschijnt hebben religies in oorsprong al ten doel gehad tegenwicht in dit spanningsveld te bieden in de vorm van betekenisgeving en het bevorderen van vrijheid, waarvoor de religieuze termen ‘verlichting’ en ‘verlossing’ zijn. Maar ook zij worden bijna onherroepelijk ingeperkt en verliezen dan hun karakter. In dat opzicht zijn religies niet anders dan gewone maatschappelijke bedachte ordes.

Ik verdedig dat het met een tekst zoals ‘De wiekslag’ mogelijk is de cocon van de overheersing van de linkerhersenhelft open te breken. Daarvoor is geen specifieke kennis van het boeddhisme nodig. Enige kennis van de context is echter wel behulpzaam.

Hierna volgt in het boek een inleiding in het wereldbeeld van Zhabkar, teneinde de achtergrondhorizon te schilderen waarin hij schrijft.

Naar De wiekslag van de garoeda Lied 2 of
Naar De wiekslag van de garoeda Lied 9 of
Naar De wiekslag van de garoeda Lied 15 of
naar bestelformulier van het boek De wiekslag van de garoeda, of
naar hoofdpagina De wiekslag.