Artikel : Het Sturingsmechanisme

Het onderstaande artikel bevat de basisbeginselen van mijn conflicttheorie. Het is in 2008 gepubliceerd in het Tijdschrift Conflicthantering. Dit was het “huisblad” van het voormalige Nederlands Mediation Instituut in Rotterdam.

Tijdschrift Conflicthantering, NMI nummer 2008-1

Artikelen

Het mechanisme achter het conflict

door Jan Willem van Ee

Het is een open deur om te zeggen dat conflicten van alle tijden zijn. Geen leven zonder conflict en de bewering dat zonder conflict geen vooruitgang, ook op het persoonlijke vlak, kan plaatsvinden klinkt logisch. Maar toch, het conflict, ook dit is niet nieuw, is geen welkome gast in het leven van de mens. De vraag rijst dan wát een conflict eigenlijk is, hoe het conflict ontstaat, welke werking het heeft en, als hierin inzicht is gewonnen, wat een mens ermee kan doen. In dit artikel beoog ik op een hele nieuwe manier aan te tonen, met als basis de theorie van autopoiesis, dat elk conflict wordt gestuurd door een psychisch proces dat ik omschrijf als een ‘gebrek’ in de structuur van de persoon. Zich bewust zijn van het proces is de eerste aanzet om er wat aan te doen. Conflictmanagement begint bij de persoon zelf.

Inleiding in autopoiesis

De theorie van autopoiesis[1] houdt in het kort het volgende in. Ieder mens staat op zichzelf en is uniek. Als hij geboren wordt is hij nog geen mens, hij ziet er wel zo uit (organisation)[2], maar in zijn structuur (structure) is hij dat nog niet. Hij heeft wel de mogelijkheden om dat te worden, met name door een zeer plastisch brein. Als een mens niet als een mens wordt opgevoed wordt hij ook geen mens. Het beroemde voorbeeld hiervan zijn de wolfkinderen.[3] Een mens wordt een mens door een mens te worden en daar is een menselijke omgeving voor nodig. Dit is essentieel circulair. Alle impulsen uit de omgeving (perturbation) worden in het systeem opgenomen en daar verwerkt, zodanig dat een volgende keer de impuls door het systeem makkelijker kan worden gecompenseerd. Wie leert zwemmen heeft de impuls van in het water vallen in zijn systeem opgenomen en hij heeft daardoor minder kans op verdrinking als hij in het water valt. Wie een vechtsport leert heeft zo een betere kans als hij overvallen wordt. Dit lijkt nogal fysiek, maar het geldt ook voor wat eerder mentale eigenschappen lijken, zoals het leren van een taal, een opleiding of ook meditatie. De impulsen uit de omgeving moeten in het systeem worden opgenomen, dat wil zeggen dat er een leerproces plaatsvindt dat alle opgevangen impulsen uit de omgeving omvat. Maturana en Varela zeggen dat het systeem dan leert (cognition). Hun stelling is: leven is leren en leren is leven. Het proces van het leven zelf is een leerproces dat niet ophoudt totdat de koppeling van het individu aan zijn omgeving (structural coupling) is opgehouden te bestaan, dat wil zeggen tot het overlijden. In de koppeling aan de omgeving is ieder individu constant bezig om de impulsen in zijn systeem op te nemen. Alleen datgene wat al geleerd is, is toe te passen in de opname van de impulsen uit de omgeving (structure determination). Dit houdt in dat het antwoord op een impuls niet wordt bepaald door de impuls, maar door de toestand van de structuur van het individu. Wie niet kan zwemmen, weet niet wat hij moet doen als hij in het water valt. Dit voorbeeld, het moge duidelijk zijn, is uit te breiden naar alle mogelijke fysieke en mentale/psychische vaardigheden. Anders gezegd: niet wat een ander mij doet, maar hoe ik in elkaar zit, mijn structuur, bepaalt hoe ik reageer.

De structuur bepaalt de reactie

De mens ervaart zo zijn omgeving en de neiging bestaat om een toestand van homeostase[4] te bereiken. In een conflict wordt de omgeving niet meer als veilig, maar als onveilig waargenomen. De omgeving, dus de ander in het conflict, geeft impulsen en die worden als bedreiging gezien. Uit het voorgaande blijkt dat de bedreiging een tekort is in de structuur die niet kan worden opgenomen, dus waarvoor nog geen elementen in de structuur aanwezig zijn om die impulsen te neutraliseren. Anders gezegd: het individu heeft nog niet geleerd met die impulsen om te gaan en reageert niet adequaat, omdat de structuur bepaalt welke reacties mogelijk zijn en in die structuur zijn de juiste elementen om adequaat te reageren nog niet opgenomen.

Het conflict, zoals alle processen, is dus een leerproces. Het is een leerproces onder hoge druk, want terwijl het individu zich geplaatst ziet voor een onveilige omgeving wordt de vlucht- of vechtrespons operatief en vindt bewustzijnsvernauwing plaats doordat meer bloed naar de spieren dan naar de hersenen gaat. Iedereen kent de ervaring dat als hij bedreigd wordt, of echt kwaad wordt, het lichaam het als het ware overneemt.[5]

Het is van algemene bekendheid dat de conflictstof het conflict niet bepaalt. Het conflict gaat ogenschijnlijk wel over de conflictstof, maar deze initieert het conflict niet, noch bepaalt het hoe het conflict wordt voortgezet en wordt beëindigd. De conflictstof is de aanleiding tot een reactie van één van de partijen, waarop een reactie van de andere partij volgt. De inhoud van de reacties wordt, het is al gezegd, niet bepaald door de conflictstof zelf, noch door de actie van de ander, maar door de eigen structuur van ieder van de deelnemers aan het conflict.

Impulsen die leiden tot conflict

In de theorie van autopoiesis is communicatie een impuls, zoals alles dat is.. Taal is een consensueel domein (consensual domain) waarin de verwerking van de impulsen gecoördineerd is. Als iemand iets zegt (in een taal die de toehoorders verstaan) levert dat geen informatie op, maar wordt binnen de structuur van die toehoorders de informatie gecreëerd, weer afhankelijk van de structuur van iedere individuele toehoorder. De taal is een systeem van afspraken waarin de deelnemers ongeveer weten wat het allemaal betekent, dat is het consensuele domein, maar wát het betekent is compleet afhankelijk van de structuur van het individu. Kortom, over het algemeen maken wij er maar wat van, soms met de beste bedoelingen, maar niet altijd. In het conflict is dit goed zichtbaar. De actie van de een, de impuls, geeft aanleiding tot het creëren van informatie door de ander en wat er van gemaakt is wordt teruggegeven (weer impuls) die leidt tot het creëren van nieuwe informatie, et cetera. Op deze wijze werkt de escalatietrap van Glasl. Kortom, er vindt nooit een overdracht van de spreker naar de toehoorder plaats: de toehoorder creëert informatie door de reacties binnen zijn eigen structuur. Dit is een intern proces, volledig onafhankelijk van wat de spreker heeft gezegd, zij het dat wat hij zei binnen de structuur van de toehoorder een oriëntatie is voor het creëren van de informatie.

Het conflict is dus een situatie waarin een individu voor de impulsen kennelijk geen adequate compensatie kan geven. In de structuur is een tekort die het individu in het conflict doet stappen. Het is immers niet nodig om dat te doen. Dezelfde conflictstof hoeft voor een ander individu, met een andere structuur, geen enkele aanleiding te zijn voor het aangaan van een conflict. Iedere mediator weet dat in een rollenspel het materiaal door iedere deelnemer geheel anders wordt verwerkt, met als gevolg dat in één rollenspel het conflict telkens op een andere manier verloopt en eindigt. De reden hiervoor is de staat van de structuur van de deelnemers. De vraag rijst nu of dit tekort kan worden aangegeven in de vorm van een definieerbaar gebied van kennis. Ik meen dat dit mogelijk is. Ik demonstreer dit aan de hand van een voorbeeld.

Een professional, overtuigd van zijn eigen werk, stuurt een declaratie die niet betaald wordt door de cliënt. De reactie is meestal die van gekrenktheid, met name vanwege een gevoelde onderwaardering van de geleverde inspanning, of zelfs een gevoel van afwijzing van de persoon.[6] Het gevoel niet gewaardeerd te worden in zijn professie, dus gekrenkte trots is het mechanisme dat, volkomen onbewust, werkt om een reactie te geven die voert tot een declaratieconflict. Het is een misvatting te menen dat de niet betalende cliënt de oorzaak is van het declaratieconflict. Misschien had hij voor zichzelf wel een hele goede reden om niet te betalen. Waar het om gaat is de eigen reactie van de professional die zo reageert, maar zo niet hóeft te reageren. Het kan anders, maar dat gebeurt vaak niet.

De grote menselijke gebreken

Ik meen dat in elk conflict een moment is aan te wijzen waarop een dergelijk mechanisme aan het werk was dat bepalend was voor de reactie. Ik ben tot de conclusie gekomen dat deze mechanismen samenhangen en kunnen worden verwoord met wat soms de grote menselijke gebreken worden genoemd of de (christelijke) hoofdzonden. Deze zijn: trots, afgunst, overdaad, lust, boosheid, hebzucht en luiheid. Het gaat er niet om of deze reeks alle gebreken omvat, maar om de aanduiding van een algemeen begrip van de menselijke ondeugden. In het enneagram worden er nog twee genoemd, namelijk bedrog en angst. Persoonlijk is mij gebleken dat bijvoorbeeld ook schaamte of macht – vooral macht in formele zin – een dergelijk mechanisme is. Het is mij erom te doen duidelijk te maken dat eigenschappen die in de literatuur worden aangeduid als menselijke gebreken, kunnen worden geïdentificeerd als de elementen die in het aangaan en onderhouden van het conflict het gedrag bepalend beïnvloeden.

In de terminologie van autopoiesis is dit een gebrek in de structuur van het individu dat er niet mee kan omgaan, dat wil zeggen het nog niet geleerd heeft. In mijn opvatting is het conflict het leerproces om met de eigen gebreken in deze zin om te gaan. Dit kan worden opgevat als het leerproces om de eigenschappen te verwerven om er daadwerkelijk mee te kunnen omgaan, maar ook als de vraag aan het individu of hij deze ‘tekorten’ nodig heeft om met de conflictstof om te gaan. Het conflict is in mijn ogen de vraag aan het individu in hoeverre hij is opgeschoten met het verwerven van die ‘kennis’.

Drie wijzen van betekenis van conflict

Dit leerproces kan op drie wijzen worden beschouwd. Het eerste is dat het bijdraagt tot leven en overleven in Darwinistische zin. Leren omgaan met conflicten is hetzelfde als leren zwemmen. Soms helpt het bij het overleven, maar in ieder geval wordt het leven aangenamer. Er is nog een zienswijze en die is dat wie leert omgaan met conflicten een beter mens wordt. Dan hoort het leren omgaan met conflicten tot het terrein van de persoonlijke groei. Dit is een christelijke/humanistische notie. Een variant hiervan, voor wie de notie van reïncarnatie hanteert, is dat leren omgaan met conflicten nu groei op de ladder van geboorten betekent.

Ik vind het belangrijk dat mijn conflictmodel in drie geheel verschillende wijzen van denken een zinvol antwoord geeft. Ik meen dat ik hiermee duidelijk maak dat de vraag die het conflict stelt aan het individu die is naar de eigen stand van zaken. Het conflict zit altijd in het individu zelf. Op de vraag in de titel van het boek Help! Conflicten. Heb ik een conflict of heeft het conflict mij?[7] van Glasl luidt het antwoord per definitie dat ‘ik’ het conflict heeft en als ik dan niet uitkijk heeft het conflict mij. Het aanwezig zijn van zo’n sturingsmechanisme hoeft in de gegeven omstandigheden overigens niet automatisch te leiden tot een conflict. Wie geleerd heeft naar zijn sturingsmechanismen te kijken en daarop zelfreflectie te plegen, heeft meer mogelijkheden, niet alleen in het zien dat en hoe het werkzaam is, maar ook om er mee om te gaan. Het bewustzijn ervan is de sleutel tot de oplossing.

Betekenis voor de mediator

De mediator die nu denkt dat dit toch vooral iets voor zijn cliënten is, maakt in mijn ogen een denkfout. Als hij zijn eigen sturingsmechanismen niet kent zal hij ook als mediator makkelijk vallen in de valkuilen die er zijn. Ik pleit ervoor om als mediator eerst naar de eigen ‘tekorten’ te kijken en om te proberen daar zicht op te krijgen.

Dat is overigens minder moeilijk dan het lijkt. Wie probeert een conflict waarin hijzelf partij was, te analyseren, komt altijd aan met een bewering over de houding van de wederpartij. Het eenvoudigste aangrijpingspunt is om die bewering eens te nemen als uitgangspunt voor het eigen tekort. Wat in een conflict gebeurt, is dat het sturingsmechanisme werkt als een soort bril die je als partij de ‘werkelijkheid’ doet waarnemen door die bril, waarbij alles wat er gebeurt wordt gezien in het licht daarvan. Wie een bril van jaloersheid opzet ziet de omgeving als jaloers en alles lijkt zich dan te organiseren teneinde dit oordeel te bevestigen. Het is dus niet de jaloerse wederpartij, maar de eigen bril van jaloersheid, het sturingsmechanisme dat de ander op die wijze doet waarnemen. In wezen is het oude kinderrijmpje: ‘Wat je zegt dat ben je zelf!’ geheel waar. Dit geldt dus ook voor de mediator.

Betekenis in de praktijk van mediation

In een mediation is het niet moeilijk om bij partijen te zien wat het sturingsmechanisme zou kunnen zijn. Mij is gebleken dat zij hun sturingsmechanisme namelijk makkelijk prijsgeven. In bijna elke mediation komt het moment dat een partij zegt wat zij vindt of hoe zij het voelt. Op dat moment ontstaat een ‘venster’ waarin de mediator kan kijken en exploreren hoe het met het sturingsmechanisme is gesteld. Het makkelijkste is het wanneer een partij zich uit over haar gevoelens, of de andere partij beschuldigt van bepaald gedrag. Als zij zegt: “Ik voel mij beduveld”, is dat hetzelfde als wanneer zij zegt dat de ander een bedrieger is. Dat laat niet zien hoe de ander ís, maar wat zij van de ander vindt en dat is nu precies hoe zij aan haar eigen sturingsmechanisme gekoppeld is. Zij zal de gehele conflictstof ondervinden als een samenstel van bedrog dat de ander pleegt. Het zegt dus niets over de andere partij, alleen hoe zij zelf de werkelijkheid waarneemt. En zij neemt die waar via de koppeling aan het begrip bedrog.

In een dergelijk geval is het zaak om naar die koppeling onderzoek te doen. Het gaat hier niet om feiten, maar om gevoelens. De mediator kan dus aan de ándere partij vragen wat bedrog voor haar betekent, hoe het is als zij haar erewoord geeft en wat het is als zij dat breekt. Soms kan de mediator zo aan de ene partij demonstreren, gewoon door de vragen aan de andere partij, dat het sturingsmechanisme alleen maar een perceptie is, een verzonnen waarneming die (vaak) bestaat uit projectie van gevoelens op de ander.

Ook kan de mediator proberen bij de partij zelf na te gaan (niet feitelijk), hoe het voelt bedrog te ervaren. Een beschrijving daarvan kan de andere partij tot de uitspraak brengen dat die niet wist dat de ander er zo in zat en dat het nooit zijn bedoeling is geweest. Soms geeft dat een opening.

Ook bij metacommunicatie kan het venster open gaan. Als een partij het woord doet, kan de ander door middel van metacommunicatie non-verbaal uitdrukking geven aan haar gevoelens. Zij kan bijvoorbeeld veel kaakbeweging vertonen, hevig gaan verzitten, gezichten trekken. Dan kan de mediator dus vragen hoe het voelt als de ander dit zegt. Het antwoord daarop kan weer zo’n opening zijn.

Wanneer partijen hun belangen op een bord schrijven komt het voor dat de metacommunicatie makkelijk te zien is door bepaalde onderlijning of metacommunicatie bij het schrijven. Dat mag de mediator dan niet laten liggen.

Natuurlijk kan het bij vastzittende conflicten heel erg moeilijk zijn om partijen uit hun holen te lokken. Dat is het altijd, maar langzaam losweken door steeds weer terug te komen op de vraag hoe het voelt, kan werken.

Het verschil met transformatieve mediation

Mijn conflictmodel verschilt van dat van de transformatieve mediation van onder andere Bush en Folger.[8] Zij noemen ‘strenghtening the self’ en ‘reaching beyond the self to relate to others’, begrippen die leiden naar de centrale noties van empowerment en recognition. Deze moeten leiden tot morele groei. Maar dat geschiedt uitsluitend aan de hand van de conflictstof zelf. Ik meen dat die irrelevant is, hoogstens de aanleiding, maar dat deze nooit kan leiden tot de bedoelde transformatie waar het Bush en Folger om begonnen is. De transformatie kan op gang of tot stand komen door de herkenning van datgene wat aan de basis ligt van het gedrag in het conflict, i.e. het sturingsmechanisme. Het probleem van transformatieve mediation zie ik daar waar in het duister wordt getast naar de oorzaak van het gedrag in casu. Dat kan pas veranderen als men kan zien waar die oorzaak ligt, namelijk in de bewuste koppeling, en niet in de conflictstof zelf.

Slot

In dit artikel heb ik willen laten zien op welke wijze de theorie van autopoiesis werkzaam kan zijn op het gebied van conflicttheorie. In Collaborative approaches to resolving conflict is de eerste zin een citaat: “The place we need really imaginative new ideas is in conflict theory. That’s true with respect to war and peace, but also it’s true domestically. ”[9] Ik meen dat de benadering via de structuurmechanismen in het conflict een zinvolle en veelbelovende weg is om conflicten niet alleen beter te kunnen oplossen, maar er ook van te kunnen leren.