Artikel : Een Autopoietisch Conflict Model
De cognitieve leemte als conflicttrigger

Niet adequaat kunnen reageren op een impuls is een tekortkoming, omdat die het behoud van aanpassing en de structurele koppeling met de omgeving bedreigt. Het is zo een leemte in de structuur en het conflict nodigt uit om die leemte op te vullen, dat wil zeggen te leren om voor de interne verwerking van de impuls beter te leren compenseren.

Inmiddels rijst de vraag of het mogelijk is om een gebied te definiëren in het systeem, of het ontbreken daarvan dat deze operatie veroorzaakt. Ik denk dat het inderdaad mogelijk is dergelijk gebied aan te wijzen. Aan de hand van een aantal voorbelden wil ik dit gebied definiëren. Stel u voor: U rijdt op een snelweg en nabij een afrit snijdt iemand u af op een vervelende manier. De meeste mensen zullen, begrijpelijkerwijs reageren met: “De rotzak!”, of woorden met een dergelijke betekenis, of erger. Uiteraard zult u, wanneer dit gebeurt vrijwel zeker gealarmeerd zijn en een lichamelijke reactie van schrik is natuurlijk. Maar wat er daarna gebeurt is het niet! Zeggen: “De rotzak” betekent in wezen dat u de ander neerbuigend behandelt, in feite zegt u dat u niet zoiets zou doen en dat de ander door wel zo te handelen een mindere persoon is. Natuurlijk is het slechts een tijdelijke reactie zou u kunnen zeggen. Maar denk erover na! Door iemand een rotzak te noemen, zelfs onder stress, zegt u in wezen dat u en hij niet gelijk zijn, hij is van een mindere soort. Uw reactie kan ook een zijn van angst, boosheid of wantrouwen. Dit maakt geen verschil. Het belangrijkste punt is: Dit zijn geen noodzakelijke reacties, omdat u zou kunnen denken dat de andere bestuurder in grote haast op weg is naar zijn zieke stervende moeder. Met die gedachte zouden namelijk al uw boze gevoelens, of wat dan ook reactie is, meteen weg zijn.

Wij beoordelen andere mensen langs de normen die wij zelf stellen, maar waar we zelf bijna nooit aan voldoen, en als zij om welke reden dan falen, maken wij hen uit voor slecht of erger. In de tussentijd hebben wij vergeten te vragen naar mogelijke oorzaken en wat wij doen is dus het invullen van de lacunes in de kennis over de situatie. Die invulling is altijd een expressie van de actuele staat van onze structuur, en daarin zit op dat moment nog niet hoe wij met conflicten kunt omgaan.

Een illustratief voorbeeld hiervan geeft Stephen Covey.[11] In de metro zit een vader, erg van streek en afwezig, met zijn kinderen die rond rennen, schreeuwen en iedereen vervelen. Een van de passagiers wordt boos en eist van de vader dat hij optreedt tegen zijn kinderen. Diens antwoord is: “Meneer, u hebt volkomen gelijk. We komen uit het ziekenhuis, waar mijn vrouw is overleden. Zij kunnen er niet mee omgaan en ik ook niet”. Dit verhaal laat veel zien over de oorzaak van het conflict. De passagier vult zijn eigen gedachten in over hoe kinderen zich moeten gedragen en wat een vader zou moeten doen. Dit bouwt in hem een conflict op dat wordt uitgedrukt. Het antwoord van de vader, zich verontschuldigend, zou iedere medelevende persoon hulp doen aanbieden. Maar ook het omgekeerde is mogelijk, door te zeggen op een stekelige manier: “Hoe kon ik dat nou weten, maar ik vind ……”. U vult de rest maar in. In dit geval is niet alleen het conflict nog niet voorbij, maar eigenlijk beschuldigt hij dan de vader als de bron van zijn eigen gedrag. Hoeveel autonomie kan men verliezen!

Het verhaal laat ook zien dat in het geval van een conflict wij de wereld zien door de lens van wat wij vinden dat goed of fout is. In het voorbeeld van het net getrouwde stel is de lens van de man vermoedelijk jaloezie, maar ook angst voor verlies is denkbaar. In het geval van het incident met de auto is de lens waarschijnlijk die van beter te zijn, en dit noemen wij trots. In het geval van de overleden echtgenote is de lens die van de ideeën over hoe kinderen zich moeten gedragen. Dit kan door middel van woede en zelfs schaamte.[12] Wat er gebeurt is dat ons wereldbeeld, het idee van wat de situatie zou moeten zijn wordt ingevuld door gedachten die we hebben gecreëerd in onze eigen structuur. Vanaf dat punt wordt de omgeving bekeken op een manier die inhoudt dat deze omgeving als het ware de plicht heeft om dit wereldbeeld in stand te houden. Wat wij doen is alles zien en beoordelen volgens de standaarden die we hebben gecreëerd als juist. Wat niet hieraan voldoet wordt gezien als een bedreiging en meestal wordt daarop dienovereenkomstig gereageerd. Dit kan zover gaan dat als het ware van de ander verwacht wordt dat hij deze negatieve verwachting zal invullen, hoewel wij dit zeggen niet te willen en het ook niet ons eigen belang is.

Om dit duidelijker te maken geef ik een voorbeeld. Stel u heeft een zoon, nog op de middelbare school, die graag in het weekend gaat stappen en dan heel laat, of liever gezegd heel vroeg, dus pas tegen de ochtend, terug komt. Dat is meestal wel, maar niet altijd goed gegaan en u maakt zich ernstig zorgen. Op een avond vraagt uw zoon of hij toch de auto mee mag hebben. Aarzelend vindt u dat goed, maar u zegt er bij dat hij op tijd, dat wil zeggen om 12 uur thuis moet zijn. Eigenlijk heeft u er geen vertrouwen in dat dit gaat lukken. U zit op de bank en denkt. Wat denkt u? De kans is groot dat u gedachten tegen komt als: Dat gaat niet lukken, en dat u al in gedachten tegen hem uitvaart. Tegen twaalven is er nog steeds geen kind, een paar minuten voor twaalf komt de auto het gierend de inrit op en komt uw kind binnen. Wat zegt u? Uw zoon heeft aan de opdracht voldaan en is op tijd thuis. Er is dus geen enkele reden meer. Maar omdat er een goede kans is dat u super gevoelig bent voor de negatieve verwachtingen die u heeft, is het heel goed mogelijk dat u iets zegt van: Nou dat is ook maar net op tijd, daarmee alles kleinerend, en dat u bovendien nog een opmerking maakt over hoe hij de oprit op reed.

Het komt er dus op neer dat wij eigenlijk (onbewust) in zo’n situatie verwachten dat de ander anders zal handelen dan wat we zelf hebben bedacht hadden als juist. Wij lijken dan hun gedrag te verwelkomen, want dit bewijst immers dat we altijd al gelijk hadden. En als dat niet lukt slepen we er van alles bij om toch maar enigszins ons gelijk te halen. Alles wat wordt waargenomen wordt geïnterpreteerd op deze manier. We doen dit door dat wat we waarnemen alleen nog maar te waarderen door de lens van onze vooroordelen.

De kans is dus groot u nog een kribbige opmerking maakt over dat hij nog maar net op tijd is en dat het wel voorzichtiger had gekund. Wat u in feite zo doet is uw vooroordelen invullen en proberen die in stand te houden, ondanks de feiten – hij was immers op tijd – dat het tegendeel ervan al was bewezen.[13] Wat hier gebeurt is dagelijkse kost. In een bepaalde situatie hebben wij ons oordeel over de ander meestal paraat voorhanden. Als dat een negatief oordeel is verwachten we dat de ander dit zal waarmaken en als hij dat niet doet wordt dit gezien als onbetekenend of wordt alles, ook dat wat er niets mee te maken heeft erbij gehaald om ons gelijk te halen.

Lees verder…